Dutch

Detailed Translations for verkrijg from Dutch to French

verkrijg form of verkrijgen:

verkrijgen verb (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)

  1. verkrijgen (aankopen; kopen; verwerven; aanschaffen)
    acheter; acquérir; se procurer; s'acheter
    • acheter verb (achète, achètes, achetons, achetez, )
    • acquérir verb (acquiers, acquiert, acquérons, acquérez, )
    • s'acheter verb
  2. verkrijgen (verwerven)
    acquérir; obtenir; recevoir; toucher; percevoir
    • acquérir verb (acquiers, acquiert, acquérons, acquérez, )
    • obtenir verb (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
    • toucher verb (touche, touches, touchons, touchez, )
    • percevoir verb (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
  3. verkrijgen (behalen; winnen)
    obtenir; atteindre; gagner; réaliser; parvenir à
    • obtenir verb (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • atteindre verb (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • réaliser verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
  4. verkrijgen (iets bemachtigen; te pakken krijgen)
    obtenir; recevoir; acquérir; gagner; remporter; prendre; saisir; réaliser; usurper; capturer; se saisir de; se rendre maître de; s'emparer de
    • obtenir verb (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
    • acquérir verb (acquiers, acquiert, acquérons, acquérez, )
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • remporter verb (remporte, remportes, remportons, remportez, )
    • prendre verb (prends, prend, prenons, prenez, )
    • saisir verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • réaliser verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • usurper verb (usurpe, usurpes, usurpons, usurpez, )
    • capturer verb (capture, captures, capturons, capturez, )
  5. verkrijgen (acquireren; aanschaffen)
    acquérir
    • acquérir verb (acquiers, acquiert, acquérons, acquérez, )
  6. verkrijgen (iets bemachtigen; verwerven; kopen; eigen maken)
    obtenir; recevoir; prendre; prendre possession de quelque chose; gagner; remporter; usurper; capturer; se saisir de; se rendre maître de; s'approprier; s'emparer de; faire l'apprentissage de
    • obtenir verb (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
    • prendre verb (prends, prend, prenons, prenez, )
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • remporter verb (remporte, remportes, remportons, remportez, )
    • usurper verb (usurpe, usurpes, usurpons, usurpez, )
    • capturer verb (capture, captures, capturons, capturez, )

Conjugations for verkrijgen:

o.t.t.
  1. verkrijg
  2. verkrijgt
  3. verkrijgt
  4. verkrijgen
  5. verkrijgen
  6. verkrijgen
o.v.t.
  1. verkreeg
  2. verkreeg
  3. verkreeg
  4. verkregen
  5. verkregen
  6. verkregen
v.t.t.
  1. heb verkregen
  2. hebt verkregen
  3. heeft verkregen
  4. hebben verkregen
  5. hebben verkregen
  6. hebben verkregen
v.v.t.
  1. had verkregen
  2. had verkregen
  3. had verkregen
  4. hadden verkregen
  5. hadden verkregen
  6. hadden verkregen
o.t.t.t.
  1. zal verkrijgen
  2. zult verkrijgen
  3. zal verkrijgen
  4. zullen verkrijgen
  5. zullen verkrijgen
  6. zullen verkrijgen
o.v.t.t.
  1. zou verkrijgen
  2. zou verkrijgen
  3. zou verkrijgen
  4. zouden verkrijgen
  5. zouden verkrijgen
  6. zouden verkrijgen
diversen
  1. verkrijg!
  2. verkrijgt!
  3. verkregen
  4. verkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkrijgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
VerbRelated TranslationsOther Translations
acheter aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven afkopen; corrumperen; omkopen; opkopen; overnemen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
acquérir aankopen; aanschaffen; acquireren; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven halen; opkopen; overnemen; pakken
atteindre behalen; verkrijgen; winnen aangaan; aankomen; aflopen; arriveren; bereiken; beroeren; betreffen; doordringen; komen tot; ontroeren; penetreren in; raken; reiken; resulteren; slaan op; terechtkomen; treffen; uitkomen bij; uitvloeien in; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
capturer eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; opnemen; oppakken; vangen; vatten
faire l'apprentissage de eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven aanleren; eigen maken; instuderen; leren; oppikken; opsteken; verwerven
gagner behalen; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen bekruipen; besparen; binnenbrengen; binnenhalen; de overwinning behalen; geld besparen; gewinnen; halen; het gevoel krijgen; matigen; minder gebruiken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; overwinnen; pakken; te boven komen; verdienen; verslaan; winnen; zegevieren; zich meester maken van
obtenir behalen; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen aanschaffen; bemachtigen; binnenbrengen; binnenhalen; halen; pakken; toekrijgen
parvenir à behalen; verkrijgen; winnen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
percevoir verkrijgen; verwerven aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; eisen; gadeslaan; geld in ontvangst nemen; gewaarworden; horen; iets voelen; incasseren; inmanen; innen; invorderen; inzien; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; vorderen; waarnemen; zien
prendre eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; veroveren; verstrikken; vervreemden; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
prendre possession de quelque chose eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
recevoir eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven aannemen; aanvaarden; accepteren; binnenhalen; in ontvangst nemen; krijgen; onthalen; ontvangen; opstrijken; vergasten
remporter eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven afvoeren; binnenbrengen; binnenhalen; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
réaliser behalen; iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen; winnen arbeiden; bedingen; begrijpen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; in het leven roepen; inzien; klaarspelen; lappen; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
s'acheter aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven opkopen; overnemen
s'approprier eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven in bezit nemen; toeëigenen
s'emparer de eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven bemachtigen; grijpen; klauwen; pakken; tepakkenkrijgen; vangen; vatten; veroveren; verstrikken
saisir iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
se procurer aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven halen; opkopen; overnemen; pakken; zich iets verschaffen
se rendre maître de eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven
se saisir de eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven bemachtigen
toucher verkrijgen; verwerven aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; voelen; zich hervinden
usurper eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven in bezit nemen; toeëigenen; zich aanmatigen
- krijgen; ontvangen

Synonyms for "verkrijgen":


Antonyms for "verkrijgen":


Related Definitions for "verkrijgen":

  1. in het bezit ervan komen1
    • hij verkreeg eindelijk zijn verblijfsvergunning1

Wiktionary Translations for verkrijgen:

verkrijgen
verb
  1. in bezit krijgen, verwerven
verkrijgen
verb
  1. Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer.

Cross Translation:
FromToVia
verkrijgen avoir accès; accéder access — to gain or obtain access to
verkrijgen acquérir acquire — to get
verkrijgen gagner gain — acquire
verkrijgen recevoir get — receive
verkrijgen se procurer; obtenir obtain — to get hold of, acquire