Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vloer:
  2. vloeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vloer from Dutch to French

vloer:

vloer [de ~ (m)] nomen

  1. de vloer (grond)
    le fond; le sol
    • fond [le ~] nomen
    • sol [le ~] nomen

Translation Matrix for vloer:

NounRelated TranslationsOther Translations
fond grond; vloer achtergrond; bodem; bodemoppervlak; diepere zin; grond
sol grond; vloer bodem; bodemoppervlak; grond

Related Words for "vloer":


Related Definitions for "vloer":

  1. grondvlak van een ruimte1
    • wij hebben een vloer van planken1

Wiktionary Translations for vloer:

vloer
noun
  1. bodem van een ruimte in een gebouw
    • vloersol
vloer
noun
  1. ouvrage de charpente fait d’un assemblage de solives, recouvrir de planches former plate-forme sur l’aire d’un rez-de-chaussée, ou séparer deux étages d’un bâtiment.

Cross Translation:
FromToVia
vloer sol floor — lower part of a room
vloer plancher Fußboden — begehbare Fläche in einem Raum

vloer form of vloeren:

vloeren verb (vloer, vloert, vloerde, vloerden, gevloerd)

  1. vloeren (neerslaan; onderuithalen; omslaan)
    abattre; flanquer par terre; faire tomber
    • abattre verb (abbats, abbat, abbattons, abbattez, )
  2. vloeren (iemand neerslaan; omslaan)

Conjugations for vloeren:

o.t.t.
  1. vloer
  2. vloert
  3. vloert
  4. vloeren
  5. vloeren
  6. vloeren
o.v.t.
  1. vloerde
  2. vloerde
  3. vloerde
  4. vloerden
  5. vloerden
  6. vloerden
v.t.t.
  1. heb gevloerd
  2. hebt gevloerd
  3. heeft gevloerd
  4. hebben gevloerd
  5. hebben gevloerd
  6. hebben gevloerd
v.v.t.
  1. had gevloerd
  2. had gevloerd
  3. had gevloerd
  4. hadden gevloerd
  5. hadden gevloerd
  6. hadden gevloerd
o.t.t.t.
  1. zal vloeren
  2. zult vloeren
  3. zal vloeren
  4. zullen vloeren
  5. zullen vloeren
  6. zullen vloeren
o.v.t.t.
  1. zou vloeren
  2. zou vloeren
  3. zou vloeren
  4. zouden vloeren
  5. zouden vloeren
  6. zouden vloeren
diversen
  1. vloer!
  2. vloert!
  3. gevloerd
  4. vloerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vloeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abattre neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren aan stukken breken; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afmaken; bomen kappen; breken; deprimeren; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; executeren; hakken; houwen; kappen; liquideren; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; omblazen; ombrengen; omhakken; omhouwen; omverhalen; omverwaaien; omwaaien; overhoopschieten; schieten op; slachten; slopen; stukbreken; uit elkaar halen; van kant maken; vellen; vermoorden; wegbreken
abattre qn iemand neerslaan; omslaan; vloeren
basculer qn iemand neerslaan; omslaan; vloeren
culbuter qn iemand neerslaan; omslaan; vloeren
faire tomber iemand neerslaan; neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren omduwen; omspringen; omstoten; omverrukken; omverspringen; omverstoten; omvertrekken; ten val brengen; wippen
flanquer par terre neerslaan; omslaan; onderuithalen; vloeren naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
rabattre qn iemand neerslaan; omslaan; vloeren

Related Words for "vloeren":


External Machine Translations: