Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. voorschoten:
  2. voorschot:
  3. voorschieten:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorschoten from Dutch to French

voorschoten:

voorschoten [de ~] nomen, plural

  1. de voorschoten
    le tabliers

Translation Matrix for voorschoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
tabliers voorschoten

Related Words for "voorschoten":


voorschot:

voorschot [het ~] nomen

  1. het voorschot
    l'acompte; l'avance

Translation Matrix for voorschot:

NounRelated TranslationsOther Translations
acompte voorschot aanbetalen; vooruitbetaling
avance voorschot aantocht; opmars; subsidie; tegemoetkoming; toelage; voorsprong; voortgang

Related Words for "voorschot":


Wiktionary Translations for voorschot:

voorschot
noun
  1. Somme d’argent versée dès la signature d’un contrat, et enlevant toute possibilité de dédit
  2. signature qu’on mettre au-dessous d’un acte pour l’approuver.

Cross Translation:
FromToVia
voorschot avance advance — amount of money

voorschieten:

voorschieten verb (schiet voor, schoot voor, schoten voor, voorgeschoten)

  1. voorschieten
    avancer; prêter
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • prêter verb (prête, prêtes, prêtons, prêtez, )

Conjugations for voorschieten:

o.t.t.
  1. schiet voor
  2. schiet voor
  3. schiet voor
  4. schieten voor
  5. schieten voor
  6. schieten voor
o.v.t.
  1. schoot voor
  2. schoot voor
  3. schoot voor
  4. schoten voor
  5. schoten voor
  6. schoten voor
v.t.t.
  1. heb voorgeschoten
  2. hebt voorgeschoten
  3. heeft voorgeschoten
  4. hebben voorgeschoten
  5. hebben voorgeschoten
  6. hebben voorgeschoten
v.v.t.
  1. had voorgeschoten
  2. had voorgeschoten
  3. had voorgeschoten
  4. hadden voorgeschoten
  5. hadden voorgeschoten
  6. hadden voorgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal voorschieten
  2. zult voorschieten
  3. zal voorschieten
  4. zullen voorschieten
  5. zullen voorschieten
  6. zullen voorschieten
o.v.t.t.
  1. zou voorschieten
  2. zou voorschieten
  3. zou voorschieten
  4. zouden voorschieten
  5. zouden voorschieten
  6. zouden voorschieten
diversen
  1. schiet voor!
  2. schiet voor!
  3. voorgeschoten
  4. voorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorschieten:

NounRelated TranslationsOther Translations
avancer oprukken
VerbRelated TranslationsOther Translations
avancer voorschieten aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
prêter voorschieten gunnen; gunst verlenen; krediet verlenen; lombarderen

Wiktionary Translations for voorschieten:


Cross Translation:
FromToVia
voorschieten avancer vorschießen — einen Geldbetrag im Voraus geben