Dutch
Detailed Translations for voorschoten from Dutch to French
voorschoten:
Translation Matrix for voorschoten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tabliers | voorschoten |
Related Words for "voorschoten":
voorschieten:
-
voorschieten
avancer; prêter-
avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, avancent, avançais, avançait, avancions, avanciez, avançaient, avançai, avanças, avança, avançâmes, avançâtes, avancèrent, avancerai, avanceras, avancera, avancerons, avancerez, avanceront)
-
prêter verb (prête, prêtes, prêtons, prêtez, prêtent, prêtais, prêtait, prêtions, prêtiez, prêtaient, prêtai, prêtas, prêta, prêtâmes, prêtâtes, prêtèrent, prêterai, prêteras, prêtera, prêterons, prêterez, prêteront)
-
Conjugations for voorschieten:
o.t.t.
- schiet voor
- schiet voor
- schiet voor
- schieten voor
- schieten voor
- schieten voor
o.v.t.
- schoot voor
- schoot voor
- schoot voor
- schoten voor
- schoten voor
- schoten voor
v.t.t.
- heb voorgeschoten
- hebt voorgeschoten
- heeft voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
v.v.t.
- had voorgeschoten
- had voorgeschoten
- had voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
o.t.t.t.
- zal voorschieten
- zult voorschieten
- zal voorschieten
- zullen voorschieten
- zullen voorschieten
- zullen voorschieten
o.v.t.t.
- zou voorschieten
- zou voorschieten
- zou voorschieten
- zouden voorschieten
- zouden voorschieten
- zouden voorschieten
diversen
- schiet voor!
- schiet voor!
- voorgeschoten
- voorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorschieten:
Wiktionary Translations for voorschieten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorschieten | → avancer | ↔ vorschießen — einen Geldbetrag im Voraus geben |
voorschot:
Translation Matrix for voorschot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acompte | voorschot | aanbetalen; vooruitbetaling |
avance | voorschot | aantocht; opmars; subsidie; tegemoetkoming; toelage; voorsprong; voortgang |