Summary
Dutch to French: more detail...
- zwichten:
-
Wiktionary:
- zwichten → barguigner, hésiter
- zwichten → céder, laisser passer
Dutch
Detailed Translations for zwichten from Dutch to French
zwichten:
-
zwichten
Conjugations for zwichten:
o.t.t.
- zwicht
- zwicht
- zwicht
- zwichten
- zwichten
- zwichten
o.v.t.
- zwichtte
- zwichtte
- zwichtte
- zwichtten
- zwichtten
- zwichtten
v.t.t.
- ben gezwicht
- bent gezwicht
- is gezwicht
- zijn gezwicht
- zijn gezwicht
- zijn gezwicht
v.v.t.
- was gezwicht
- was gezwicht
- was gezwicht
- waren gezwicht
- waren gezwicht
- waren gezwicht
o.t.t.t.
- zal zwichten
- zult zwichten
- zal zwichten
- zullen zwichten
- zullen zwichten
- zullen zwichten
o.v.t.t.
- zou zwichten
- zou zwichten
- zou zwichten
- zouden zwichten
- zouden zwichten
- zouden zwichten
diversen
- zwicht!
- zwicht!
- gezwicht
- zwichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zwichten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
céder | zwichten | afleggen; afstaan; als waar erkennen; bezwijken; cadeau doen; cadeau geven; capituleren; doorbuigen; doorzakken; erkennen; het onderspit delven; opgeven; overgeven; schenken; strijd verliezen; tenondergaan; toegeven; uitleveren; wijken; zich overgeven |
Wiktionary Translations for zwichten:
zwichten
Cross Translation:
verb
-
(familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
-
Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwichten | → céder; laisser passer | ↔ yield — to give way |