Dutch
Detailed Synonyms for afleiden in Dutch
afleiden:
-
afleiden
-
afleiden
– ervoor zorgen dat de aandacht ergens anders op gericht wordt 1 -
afleiden
– woorden vormen uit andere woorden 1 -
afleiden
– het begrijpen uit iets anders 1
Conjugations for afleiden:
o.t.t.
- leid af
- leidt af
- leidt af
- leiden af
- leiden af
- leiden af
o.v.t.
- leidde af
- leidde af
- leidde af
- leidden af
- leidden af
- leidden af
v.t.t.
- heb afgeleid
- hebt afgeleid
- heeft afgeleid
- hebben afgeleid
- hebben afgeleid
- hebben afgeleid
v.v.t.
- had afgeleid
- had afgeleid
- had afgeleid
- hadden afgeleid
- hadden afgeleid
- hadden afgeleid
o.t.t.t.
- zal afleiden
- zult afleiden
- zal afleiden
- zullen afleiden
- zullen afleiden
- zullen afleiden
o.v.t.t.
- zou afleiden
- zou afleiden
- zou afleiden
- zouden afleiden
- zouden afleiden
- zouden afleiden
diversen
- leid af!
- leidt af!
- afgeleid
- afleidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze