Summary
Dutch Synonyms: more detail...
-
afnemen:
- declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden; verminderen; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen; ophalen; meenemen; afhalen; wegnemen; weghalen; reduceren; beperken; verlagen; inperken; verkorten; krimpen; inkrimpen; slinken; verwijderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; wegdoen; wegbrengen; afzonderen; vervreemden; wegwerken; afstoffen; stoffen; verkleinen; stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen; afpakken
- afnemen; afstoffen; afwissen; achteruitgaan; verminderen in kracht
Dutch
Detailed Synonyms for afnemen in Dutch
afnemen:
-
afnemen
declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden-
achteruitgaan verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
afnemen
-
afnemen
-
afnemen
-
afnemen
-
afnemen
-
afnemen
-
afnemen
stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
afnemen
– hem iets laten doen 1 -
afnemen
– kopen 1 -
afnemen
– met een doek schoonmaken 1 -
afnemen
– minder of kleiner worden 1 -
afnemen
– het bij hem weghalen 1
Conjugations for afnemen:
o.t.t.
- neem af
- neemt af
- neemt af
- nemen af
- nemen af
- nemen af
o.v.t.
- nam af
- nam af
- nam af
- namen af
- namen af
- namen af
v.t.t.
- heb afgenomen
- hebt afgenomen
- heeft afgenomen
- hebben afgenomen
- hebben afgenomen
- hebben afgenomen
v.v.t.
- had afgenomen
- had afgenomen
- had afgenomen
- hadden afgenomen
- hadden afgenomen
- hadden afgenomen
o.t.t.t.
- zal afnemen
- zult afnemen
- zal afnemen
- zullen afnemen
- zullen afnemen
- zullen afnemen
o.v.t.t.
- zou afnemen
- zou afnemen
- zou afnemen
- zouden afnemen
- zouden afnemen
- zouden afnemen
diversen
- neem af!
- neemt af!
- afgenomen
- afnemende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afnemen
-
afnemen