Dutch
Detailed Synonyms for beknorren in Dutch
beknorren:
-
beknorren
Conjugations for beknorren:
o.t.t.
- beknor
- beknort
- beknort
- beknorren
- beknorren
- beknorren
o.v.t.
- beknorde
- beknorde
- beknorde
- beknorden
- beknorden
- beknorden
v.t.t.
- heb beknord
- hebt beknord
- heeft beknord
- hebben beknord
- hebben beknord
- hebben beknord
v.v.t.
- had beknord
- had beknord
- had beknord
- hadden beknord
- hadden beknord
- hadden beknord
o.t.t.t.
- zal beknorren
- zult beknorren
- zal beknorren
- zullen beknorren
- zullen beknorren
- zullen beknorren
o.v.t.t.
- zou beknorren
- zou beknorren
- zou beknorren
- zouden beknorren
- zouden beknorren
- zouden beknorren
diversen
- beknor!
- beknort!
- beknord
- beknorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze