Dutch
Detailed Synonyms for belonen in Dutch
belonen:
-
belonen
Conjugations for belonen:
o.t.t.
- beloon
- beloont
- beloont
- belonen
- belonen
- belonen
o.v.t.
- beloonde
- beloonde
- beloonde
- beloonden
- beloonden
- beloonden
v.t.t.
- heb beloond
- hebt beloond
- heeft beloond
- hebben beloond
- hebben beloond
- hebben beloond
v.v.t.
- had beloond
- had beloond
- had beloond
- hadden beloond
- hadden beloond
- hadden beloond
o.t.t.t.
- zal belonen
- zult belonen
- zal belonen
- zullen belonen
- zullen belonen
- zullen belonen
o.v.t.t.
- zou belonen
- zou belonen
- zou belonen
- zouden belonen
- zouden belonen
- zouden belonen
diversen
- beloon!
- beloont!
- beloond
- belonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze