Dutch
Detailed Synonyms for bewenen in Dutch
bewenen:
-
bewenen
rouwen; in de rouw zijn; bewenen-
in de rouw zijn verb (ben in de rouw, bent in de rouw, is in de rouw, was in de rouw, waren in de rouw, in de rouw geweest)
-
bewenen
Conjugations for bewenen:
o.t.t.
- beween
- beweent
- beweent
- bewenen
- bewenen
- bewenen
o.v.t.
- beweende
- beweende
- beweende
- beweenden
- beweenden
- beweenden
v.t.t.
- heb beweend
- hebt beweend
- heeft beweend
- hebben beweend
- hebben beweend
- hebben beweend
v.v.t.
- had beweend
- had beweend
- had beweend
- hadden beweend
- hadden beweend
- hadden beweend
o.t.t.t.
- zal bewenen
- zult bewenen
- zal bewenen
- zullen bewenen
- zullen bewenen
- zullen bewenen
o.v.t.t.
- zou bewenen
- zou bewenen
- zou bewenen
- zouden bewenen
- zouden bewenen
- zouden bewenen
diversen
- beween!
- beweent!
- beweend
- bewenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze