Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate borrel

Synonyms for "borrel" in Dutch

Summary

Dutch Synonyms: more detail...

borrel:
- borrel; glaasje jenever; neut; staande receptie; hartversterking; opkikker; borreltje; opkikkertje; instuif; informele receptie
borrelen:
- borrelen; wellen; een borrel drinken; neut nemen; borrel pakken; drinken; zuipen
- bruisen; gebubbel; borrelen; geborrel; borreluur; een borrel nemen

Dutch

Detailed Synonyms for borrel in Dutch

borrel:

borrel [de ~ (m)] nomen

de borrel
de borrel; glaasje jenever
- borrel [de ~ (m)] nomen
- glaasje jenever [znw.] nomen
de borrel
de borrel; de neut
- borrel [de ~ (m)] nomen
- neut [de ~ (v)] nomen
de borrel
staande receptie; de borrel
- staande receptie [znw.] nomen
- borrel [de ~ (m)] nomen
de borrel
de hartversterking; de borrel; opkikker; het borreltje; het opkikkertje
- hartversterking [de ~ (v)] nomen
- borrel [de ~ (m)] nomen
- opkikker [znw.] nomen
- borreltje [het ~] nomen
- opkikkertje [het ~] nomen
de borrel
de instuif; informele receptie; de borrel
- instuif [de ~ (m)] nomen
- informele receptie [znw.] nomen
- borrel [de ~ (m)] nomen
de borrel

– drankje met alcohol ¹
de borrel; de neut
– drankje met alcohol ¹
- borrel [de ~ (m)] nomen
  - wil je ook een borrel?¹
- neut [de ~ (v)] nomen
  - nemen we nog een neut?¹

Related Words for "borrel":

borrelen, borrels, borreltje

Alternate Synonyms for "borrel":

neut

Related Definitions for "borrel":

drankje met alcohol¹
- wil je ook een borrel?¹

borrelen:

borrelen verb (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)

borrelen
borrelen; wellen
- borrelen verb (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)
- wellen verb (wel, welt, welde, welden, geweld)
borrelen
borrelen; een borrel drinken; neut nemen; borrel pakken
- borrelen verb (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)
- een borrel drinken verb (drink een borrel, drinkt een borrel, dronk een borrel, dronken een borrel, een borrel gedronken)
- neut nemen verb (neem 'n neut, neemt 'n neut, nam 'n neut, namen 'n neut, 'n neut genomen)
- borrel pakken verb (pak borrel, pakt borrel, pakte borrel, pakten borrel, borrel gepakt)
borrelen
drinken; zuipen; borrelen
- drinken verb (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)
- zuipen verb (zuip, zuipt, zoop, zopen, gezopen)
- borrelen verb (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)

Conjugations for borrelen:

o.t.t.

borrel
borrelt
borrelt
borrelen
borrelen
borrelen

o.v.t.

borrelde
borrelde
borrelde
borrelden
borrelden
borrelden

v.t.t.

heb geborreld
hebt geborreld
heeft geborreld
hebben geborreld
hebben geborreld
hebben geborreld

v.v.t.

had geborreld
had geborreld
had geborreld
hadden geborreld
hadden geborreld
hadden geborreld

o.t.t.t.

zal borrelen
zult borrelen
zal borrelen
zullen borrelen
zullen borrelen
zullen borrelen

o.v.t.t.

zou borrelen
zou borrelen
zou borrelen
zouden borrelen
zouden borrelen
zouden borrelen

diversen

borrel!
borrelt!
geborreld
borrelend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

borrelen [znw.] nomen

borrelen
bruisen; gebubbel; borrelen; het geborrel
- bruisen [znw.] nomen
- gebubbel [znw.] nomen
- borrelen [znw.] nomen
- geborrel [het ~] nomen
borrelen
het borreluur; borrelen; het geborrel; een borrel nemen
- borreluur [het ~] nomen
- borrelen [znw.] nomen
- geborrel [het ~] nomen
- een borrel nemen [znw.] nomen

Related Words for "borrelen":

borrel

Related Synonyms for borrel

¹Muiswerk Woordenboek