Dutch

Detailed Synonyms for drop in Dutch

drop:

drop [de ~ (m)] nomen

  1. de drop
    de drop; de druppel

drop [de ~ (m)] nomen

  1. de drop
    – zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 1
    de drop
    – zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 1
    • drop [de ~ (m)] nomen
      • zij eet de hele dag drop1

Related Words for "drop":


Related Definitions for "drop":

  1. zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is1
    • zij eet de hele dag drop1

drop form of droppen:

droppen [het ~] nomen

  1. het droppen
    het droppen

droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)

  1. droppen
    afzetten; droppen; ergens loslaten
  2. droppen
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen verb (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen verb (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen verb (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen verb (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen verb (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen verb (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)
  3. droppen
    druipen; druppels laten vallen; druppen; droppen; druppelen
    • druipen verb (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen verb (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druppelen verb (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
  4. droppen
    – neerzetten en achterlaten 1
    droppen
    – neerzetten en achterlaten 1
    • droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
      • kan ik mijn kinderen even bij je droppen?1
  5. droppen
    – uit een vliegtuig gooien 1
    droppen
    – uit een vliegtuig gooien 1
    • droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
      • de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied1

Conjugations for droppen:

o.t.t.
  1. drop
  2. dropt
  3. dropt
  4. droppen
  5. droppen
  6. droppen
o.v.t.
  1. dropte
  2. dropte
  3. dropte
  4. dropten
  5. dropten
  6. dropten
v.t.t.
  1. heb gedropt
  2. hebt gedropt
  3. heeft gedropt
  4. hebben gedropt
  5. hebben gedropt
  6. hebben gedropt
v.v.t.
  1. had gedropt
  2. had gedropt
  3. had gedropt
  4. hadden gedropt
  5. hadden gedropt
  6. hadden gedropt
o.t.t.t.
  1. zal droppen
  2. zult droppen
  3. zal droppen
  4. zullen droppen
  5. zullen droppen
  6. zullen droppen
o.v.t.t.
  1. zou droppen
  2. zou droppen
  3. zou droppen
  4. zouden droppen
  5. zouden droppen
  6. zouden droppen
en verder
  1. ben gedropt
  2. bent gedropt
  3. is gedropt
  4. zijn gedropt
  5. zijn gedropt
  6. zijn gedropt
diversen
  1. drop!
  2. dropt!
  3. gedropt
  4. droppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "droppen":


Related Definitions for "droppen":

  1. neerzetten en achterlaten1
    • kan ik mijn kinderen even bij je droppen?1
  2. uit een vliegtuig gooien1
    • de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied1