Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. financieren:
  2. financier:


Dutch

Detailed Synonyms for financieren in Dutch

financieren:

financieren verb (financier, financiert, financierde, financierden, gefinancierd)

  1. financieren
    financieren
    • financieren verb (financier, financiert, financierde, financierden, gefinancierd)

Conjugations for financieren:

o.t.t.
  1. financier
  2. financiert
  3. financiert
  4. financieren
  5. financieren
  6. financieren
o.v.t.
  1. financierde
  2. financierde
  3. financierde
  4. financierden
  5. financierden
  6. financierden
v.t.t.
  1. heb gefinancierd
  2. hebt gefinancierd
  3. heeft gefinancierd
  4. hebben gefinancierd
  5. hebben gefinancierd
  6. hebben gefinancierd
v.v.t.
  1. had gefinancierd
  2. had gefinancierd
  3. had gefinancierd
  4. hadden gefinancierd
  5. hadden gefinancierd
  6. hadden gefinancierd
o.t.t.t.
  1. zal financieren
  2. zult financieren
  3. zal financieren
  4. zullen financieren
  5. zullen financieren
  6. zullen financieren
o.v.t.t.
  1. zou financieren
  2. zou financieren
  3. zou financieren
  4. zouden financieren
  5. zouden financieren
  6. zouden financieren
en verder
  1. ben gefinancierd
  2. bent gefinancierd
  3. is gefinancierd
  4. zijn gefinancierd
  5. zijn gefinancierd
  6. zijn gefinancierd
diversen
  1. financier!
  2. financiert!
  3. gefinancierd
  4. financierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "financieren":


financieren form of financier:

financier [de ~ (m)] nomen

  1. de financier
    de financier; de geldschieter; de geldgever

Related Words for "financier":