Dutch
Detailed Synonyms for flauwvallen in Dutch
flauwvallen:
-
flauwvallen
Conjugations for flauwvallen:
o.t.t.
- val flauw
- valt flauw
- valt flauw
- vallen flauw
- vallen flauw
- vallen flauw
o.v.t.
- viel flauw
- viel flauw
- viel flauw
- vielen flauw
- vielen flauw
- vielen flauw
v.t.t.
- ben flauwgevallen
- bent flauwgevallen
- is flauwgevallen
- zijn flauwgevallen
- zijn flauwgevallen
- zijn flauwgevallen
v.v.t.
- was flauwgevallen
- was flauwgevallen
- was flauwgevallen
- waren flauwgevallen
- waren flauwgevallen
- waren flauwgevallen
o.t.t.t.
- zal flauwvallen
- zult flauwvallen
- zal flauwvallen
- zullen flauwvallen
- zullen flauwvallen
- zullen flauwvallen
o.v.t.t.
- zou flauwvallen
- zou flauwvallen
- zou flauwvallen
- zouden flauwvallen
- zouden flauwvallen
- zouden flauwvallen
diversen
- val flauw!
- valt flauw!
- flauwgevallen
- flauwvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze