Dutch
Detailed Synonyms for hebben in Dutch
hebben:
-
hebben
-
hebben
– dat het van iemand is 1 -
hebben
– dragen 1 -
hebben
– erover praten 1 -
hebben
– hulpwerkwoord dat aangeeft dat het al gebeurd is 1
Conjugations for hebben:
o.t.t.
- heb
- hebt
- heeft
- hebben
- hebben
- hebben
o.v.t.
- had
- had
- had
- hadden
- hadden
- hadden
v.t.t.
- heb gehad
- hebt gehad
- heeft gehad
- hebben gehad
- hebben gehad
- hebben gehad
v.v.t.
- had gehad
- had gehad
- had gehad
- hadden gehad
- hadden gehad
- hadden gehad
o.t.t.t.
- zal hebben
- zult hebben
- zal hebben
- zullen hebben
- zullen hebben
- zullen hebben
o.v.t.t.
- zou hebben
- zou hebben
- zou hebben
- zouden hebben
- zouden hebben
- zouden hebben
diversen
- heb!
- gehad
- hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze