Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. importeren:


Dutch

Detailed Synonyms for importeren in Dutch

importeren:

importeren verb (importeer, importeert, importeerde, importeerden, geïmporteerd)

  1. importeren
    importeren; invoeren
    • importeren verb (importeer, importeert, importeerde, importeerden, geïmporteerd)
    • invoeren verb (voer in, voert in, voerde in, voerden in, ingevoerd)
  2. importeren
    importeren
    • importeren verb (importeer, importeert, importeerde, importeerden, geïmporteerd)

Conjugations for importeren:

o.t.t.
  1. importeer
  2. importeert
  3. importeert
  4. importeren
  5. importeren
  6. importeren
o.v.t.
  1. importeerde
  2. importeerde
  3. importeerde
  4. importeerden
  5. importeerden
  6. importeerden
v.t.t.
  1. heb geïmporteerd
  2. hebt geïmporteerd
  3. heeft geïmporteerd
  4. hebben geïmporteerd
  5. hebben geïmporteerd
  6. hebben geïmporteerd
v.v.t.
  1. had geïmporteerd
  2. had geïmporteerd
  3. had geïmporteerd
  4. hadden geïmporteerd
  5. hadden geïmporteerd
  6. hadden geïmporteerd
o.t.t.t.
  1. zal importeren
  2. zult importeren
  3. zal importeren
  4. zullen importeren
  5. zullen importeren
  6. zullen importeren
o.v.t.t.
  1. zou importeren
  2. zou importeren
  3. zou importeren
  4. zouden importeren
  5. zouden importeren
  6. zouden importeren
en verder
  1. is geïmporteerd
  2. zijn geïmporteerd
diversen
  1. importeer!
  2. importeert!
  3. geïmporteerd
  4. importerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze