Dutch
Detailed Synonyms for keten in Dutch
keten:
-
de keten
-
de keten
-
de keten
-
de keten
-
de keten
-
de keten
Related Words for "keten":
ketenen:
-
ketenen
-
ketenen
handboeien omdoen; ketenen; in de boeien slaan-
handboeien omdoen verb (doe handboeien om, doet handboeien om, deed handboeien om, deden handboeien om, handboeien omgedaan)
-
in de boeien slaan verb (sla in de boeien, slaat in de boeien, sloeg in de boeien, sloegen in de boeien, in de boeien geslagen)
-
Conjugations for ketenen:
o.t.t.
- keten
- ketent
- ketent
- ketenen
- ketenen
- ketenen
o.v.t.
- ketende
- ketende
- ketende
- ketenden
- ketenden
- ketenden
v.t.t.
- heb geketend
- hebt geketend
- heeft geketend
- hebben geketend
- hebben geketend
- hebben geketend
v.v.t.
- had geketend
- had geketend
- had geketend
- hadden geketend
- hadden geketend
- hadden geketend
o.t.t.t.
- zal ketenen
- zult ketenen
- zal ketenen
- zullen ketenen
- zullen ketenen
- zullen ketenen
o.v.t.t.
- zou ketenen
- zou ketenen
- zou ketenen
- zouden ketenen
- zouden ketenen
- zouden ketenen
en verder
- ben geketend
- bent geketend
- is geketend
- zijn geketend
- zijn geketend
- zijn geketend
diversen
- keten!
- ketent!
- geketend
- ketenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de ketenen