Dutch
Detailed Synonyms for lossen in Dutch
lossen:
-
lossen
-
lossen
-
lossen
– er de lading uithalen 1 -
lossen
– het niet langer vasthouden 1
Conjugations for lossen:
o.t.t.
- los
- lost
- lost
- lossen
- lossen
- lossen
o.v.t.
- loste
- loste
- loste
- losten
- losten
- losten
v.t.t.
- heb gelost
- hebt gelost
- heeft gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
v.v.t.
- had gelost
- had gelost
- had gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
o.t.t.t.
- zal lossen
- zult lossen
- zal lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
o.v.t.t.
- zou lossen
- zou lossen
- zou lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
en verder
- ben gelost
- bent gelost
- is gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
diversen
- los!
- lost!
- gelost
- lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lossen