Summary


Dutch

Detailed Synonyms for machten in Dutch

machten:

machten [de ~] nomen, plural

  1. de machten
    de krachten; de machten

Related Words for "machten":


machten form of macht:

macht [de ~] nomen

  1. de macht
    de macht; het gezag
  2. de macht
    het vermogen; de kracht; de macht
  3. de macht
    de invloed; de macht
  4. de macht
    de heerschappij; de autoriteit; het gezag; de macht
  5. de macht
    – getal dat aangeeft hoe vaak je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen 1
    de macht
    – getal dat aangeeft hoe vaak je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen 1
    • macht [de ~] nomen
      • twee tot de macht twee = 2 x 21
  6. de macht
    – groep mensen met speciale taak 1
    de macht
    – groep mensen met speciale taak 1
    • macht [de ~] nomen
      • de rechterlijke macht1
  7. de macht
    – het baas zijn, invloed hebben 1
    de macht
    – het baas zijn, invloed hebben 1
    • macht [de ~] nomen
      • de minister heeft meer macht dan de koningin1
  8. de macht
    – kracht om iets te doen 1
    het vermogen; de macht
    – kracht om iets te doen 1
    • vermogen [het ~] nomen
      • hij heeft het vermogen om iedereen blij te maken1
    • macht [de ~] nomen
      • we duwden uit alle macht1

Related Words for "macht":


Alternate Synonyms for "macht":


Related Definitions for "macht":

  1. getal dat aangeeft hoe vaak je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen1
    • twee tot de macht twee = 2 x 21
  2. groep mensen met speciale taak1
    • de rechterlijke macht1
  3. het baas zijn, invloed hebben1
    • de minister heeft meer macht dan de koningin1
  4. kracht om iets te doen1
    • we duwden uit alle macht1