Dutch
Detailed Synonyms for ontmannen in Dutch
ontmannen:
-
ontmannen
Conjugations for ontmannen:
o.t.t.
- ontman
- ontmant
- ontmant
- ontmannen
- ontmannen
- ontmannen
o.v.t.
- ontmande
- ontmande
- ontmande
- ontmanden
- ontmanden
- ontmanden
v.t.t.
- heb ontmand
- hebt ontmand
- heeft ontmand
- hebben ontmand
- hebben ontmand
- hebben ontmand
v.v.t.
- had ontmand
- had ontmand
- had ontmand
- hadden ontmand
- hadden ontmand
- hadden ontmand
o.t.t.t.
- zal ontmannen
- zult ontmannen
- zal ontmannen
- zullen ontmannen
- zullen ontmannen
- zullen ontmannen
o.v.t.t.
- zou ontmannen
- zou ontmannen
- zou ontmannen
- zouden ontmannen
- zouden ontmannen
- zouden ontmannen
en verder
- ben ontmand
- bent ontmand
- is ontmand
- zijn ontmand
- zijn ontmand
- zijn ontmand
diversen
- ontman!
- ontmant!
- ontmand
- ontmannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze