Dutch

Detailed Synonyms for ontzet in Dutch

ontzet:

ontzet [het ~] nomen

  1. het ontzet
    het ontzet

Related Words for "ontzet":


ontzet form of ontzetten:

ontzetten verb (ontzet, ontzette, ontzetten, ontzet)

  1. ontzetten
    ontzetten; uit de macht ontzetten
  2. ontzetten
    bevrijden van belegeraars; verlossen; ontzetten

Conjugations for ontzetten:

o.t.t.
  1. ontzet
  2. ontzet
  3. ontzet
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
o.v.t.
  1. ontzette
  2. ontzette
  3. ontzette
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
v.t.t.
  1. heb ontzet
  2. hebt ontzet
  3. heeft ontzet
  4. hebben ontzet
  5. hebben ontzet
  6. hebben ontzet
v.v.t.
  1. had ontzet
  2. had ontzet
  3. had ontzet
  4. hadden ontzet
  5. hadden ontzet
  6. hadden ontzet
o.t.t.t.
  1. zal ontzetten
  2. zult ontzetten
  3. zal ontzetten
  4. zullen ontzetten
  5. zullen ontzetten
  6. zullen ontzetten
o.v.t.t.
  1. zou ontzetten
  2. zou ontzetten
  3. zou ontzetten
  4. zouden ontzetten
  5. zouden ontzetten
  6. zouden ontzetten
en verder
  1. ben ontzet
  2. bent ontzet
  3. is ontzet
  4. zijn ontzet
  5. zijn ontzet
  6. zijn ontzet
diversen
  1. ontzet!
  2. ontzet!
  3. ontzet
  4. ontzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "ontzetten":


Related Synonyms for ontzet