Dutch
Detailed Synonyms for opbaren in Dutch
opbaren:
-
opbaren
Conjugations for opbaren:
o.t.t.
- baar op
- baart op
- baart op
- baren op
- baren op
- baren op
o.v.t.
- baarde op
- baarde op
- baarde op
- baarden op
- baarden op
- baarden op
v.t.t.
- heb opgebaard
- hebt opgebaard
- heeft opgebaard
- hebben opgebaard
- hebben opgebaard
- hebben opgebaard
v.v.t.
- had opgebaard
- had opgebaard
- had opgebaard
- hadden opgebaard
- hadden opgebaard
- hadden opgebaard
o.t.t.t.
- zal opbaren
- zult opbaren
- zal opbaren
- zullen opbaren
- zullen opbaren
- zullen opbaren
o.v.t.t.
- zou opbaren
- zou opbaren
- zou opbaren
- zouden opbaren
- zouden opbaren
- zouden opbaren
en verder
- is opgebaard
- zijn opgebaard
diversen
- baar op!
- baart op!
- opgebaard
- opbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze