Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. opbrengen:


Dutch

Detailed Synonyms for opbrengen in Dutch

opbrengen:

opbrengen verb (breng op, brengt op, bracht op, brachten op, opgebracht)

  1. opbrengen
    opleveren; opbrengen
    • opleveren verb (lever op, levert op, leverde op, leverden op, opgeleverd)
    • opbrengen verb (breng op, brengt op, bracht op, brachten op, opgebracht)

Conjugations for opbrengen:

o.t.t.
  1. breng op
  2. brengt op
  3. brengt op
  4. brengen op
  5. brengen op
  6. brengen op
o.v.t.
  1. bracht op
  2. bracht op
  3. bracht op
  4. brachten op
  5. brachten op
  6. brachten op
v.t.t.
  1. heb opgebracht
  2. hebt opgebracht
  3. heeft opgebracht
  4. hebben opgebracht
  5. hebben opgebracht
  6. hebben opgebracht
v.v.t.
  1. had opgebracht
  2. had opgebracht
  3. had opgebracht
  4. hadden opgebracht
  5. hadden opgebracht
  6. hadden opgebracht
o.t.t.t.
  1. zal opbrengen
  2. zult opbrengen
  3. zal opbrengen
  4. zullen opbrengen
  5. zullen opbrengen
  6. zullen opbrengen
o.v.t.t.
  1. zou opbrengen
  2. zou opbrengen
  3. zou opbrengen
  4. zouden opbrengen
  5. zouden opbrengen
  6. zouden opbrengen
en verder
  1. ben opgebraht
  2. bent opgebracht
  3. is opgebracht
  4. zijn opgebracht
  5. zijn opgebracht
  6. zijn opgebracht
diversen
  1. breng op!
  2. brengt op!
  3. opgebracht
  4. opbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze