Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. opdruk:
  2. opdrukken:


Dutch

Detailed Synonyms for opdruk in Dutch

opdruk:

opdruk [de ~ (m)] nomen

  1. de opdruk
    de belettering; de opdruk

Related Words for "opdruk":


opdruk form of opdrukken:

opdrukken verb (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, opgedrukt)

  1. opdrukken
    bedrukken; opdrukken; overdrukken
    • bedrukken verb (bedruk, bedrukt, bedrukte, bedrukten, bedrukt)
    • opdrukken verb (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, opgedrukt)
    • overdrukken verb (overdruk, overdrukt, overdrukte, overdrukten, overdrukt)

Conjugations for opdrukken:

o.t.t.
  1. druk op
  2. drukt op
  3. drukt op
  4. drukken op
  5. drukken op
  6. drukken op
o.v.t.
  1. drukte op
  2. drukte op
  3. drukte op
  4. drukten op
  5. drukten op
  6. drukten op
v.t.t.
  1. heb opgedrukt
  2. hebt opgedrukt
  3. heeft opgedrukt
  4. hebben opgedrukt
  5. hebben opgedrukt
  6. hebben opgedrukt
v.v.t.
  1. had opgedrukt
  2. had opgedrukt
  3. had opgedrukt
  4. hadden opgedrukt
  5. hadden opgedrukt
  6. hadden opgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal opdrukken
  2. zult opdrukken
  3. zal opdrukken
  4. zullen opdrukken
  5. zullen opdrukken
  6. zullen opdrukken
o.v.t.t.
  1. zou opdrukken
  2. zou opdrukken
  3. zou opdrukken
  4. zouden opdrukken
  5. zouden opdrukken
  6. zouden opdrukken
en verder
  1. ben opgedrukt
  2. bent opgedrukt
  3. is opgedrukt
  4. zijn opgedrukt
  5. zijn opgedrukt
  6. zijn opgedrukt
diversen
  1. druk op!
  2. drukt op!
  3. opgedrukt
  4. opdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "opdrukken":


Related Synonyms for opdruk