Dutch
Detailed Synonyms for opwindend in Dutch
opwindend:
-
opwindend
-
opwindend
spannend; adembenemend; boeiend; sensationeel; opwindend; pakkend; meeslepend; zinderend-
spannend adj
-
adembenemend adj
-
boeiend adj
-
sensationeel adj
-
opwindend adj
-
pakkend adj
-
meeslepend adj
-
zinderend adj
-
opwindend form of opwinden:
-
opwinden
-
opwinden
-
opwinden
– de veer opnieuw spannen 1 -
opwinden
– er een bol of kluwen van maken 1 -
opwinden
– hem een spannend gevoel bezorgen 1 -
opwinden
– je er erg druk om maken 1
Conjugations for opwinden:
o.t.t.
- wind op
- windt op
- windt op
- winden op
- winden op
- winden op
o.v.t.
- wond op
- wond op
- wond op
- wonden op
- wonden op
- wonden op
v.t.t.
- heb opgewonden
- hebt opgewonden
- heeft opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
- hebben opgewonden
v.v.t.
- had opgewonden
- had opgewonden
- had opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
- hadden opgewonden
o.t.t.t.
- zal opwinden
- zult opwinden
- zal opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
- zullen opwinden
o.v.t.t.
- zou opwinden
- zou opwinden
- zou opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
- zouden opwinden
en verder
- ben opgewonden
- bent opgewonden
- is opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
- zijn opgewonden
diversen
- wind op!
- windt op!
- opgewonden
- opwindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze