Dutch
Detailed Synonyms for paraferen in Dutch
paraferen:
-
paraferen
Conjugations for paraferen:
o.t.t.
- parafeer
- parafeert
- parafeert
- paraferen
- paraferen
- paraferen
o.v.t.
- parafeerde
- parafeerde
- parafeerde
- parafeerden
- parafeerden
- parafeerden
v.t.t.
- heb geparafeerd
- hebt geparafeerd
- heeft geparafeerd
- hebben geparafeerd
- hebben geparafeerd
- hebben geparafeerd
v.v.t.
- had geparafeerd
- had geparafeerd
- had geparafeerd
- hadden geparafeerd
- hadden geparafeerd
- hadden geparafeerd
o.t.t.t.
- zal paraferen
- zult paraferen
- zal paraferen
- zullen paraferen
- zullen paraferen
- zullen paraferen
o.v.t.t.
- zou paraferen
- zou paraferen
- zou paraferen
- zouden paraferen
- zouden paraferen
- zouden paraferen
en verder
- is geparafeerd
- zijn geparafeerd
diversen
- parafeer!
- parafeert!
- geparafeerd
- paraferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze