Summary


Dutch

Detailed Synonyms for pauze in Dutch

pauze:

pauze [de ~] nomen

  1. de pauze
    de pauze; de tussenpoos; de onderbreking
  2. de pauze
    de onderbreking; de pauze; de rustpauze; de verpozing; de tussenpoos
  3. de pauze
    de pauze
  4. de pauze
    – tijd waarin je even stopt met wat je deed 1
    de pauze
    – tijd waarin je even stopt met wat je deed 1
    • pauze [de ~] nomen
      • tijdens de pauze at ik een boterham1

Related Words for "pauze":

  • pauzen, pauzes

Related Definitions for "pauze":

  1. tijd waarin je even stopt met wat je deed1
    • tijdens de pauze at ik een boterham1