Dutch
Detailed Synonyms for rappelleren in Dutch
rappelleren:
-
rappelleren
-
rappelleren
Conjugations for rappelleren:
o.t.t.
- rappelleer
- rappelleert
- rappelleert
- rappelleren
- rappelleren
- rappelleren
o.v.t.
- rappelleerde
- rappelleerde
- rappelleerde
- rappelleerden
- rappelleerden
- rappelleerden
v.t.t.
- ben gerappelleerd
- bent gerappelleerd
- is gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
- zijn gerappelleerd
v.v.t.
- was gerappelleerd
- was gerappelleerd
- was gerappelleerd
- waren gerappelleerd
- waren gerappelleerd
- waren gerappelleerd
o.t.t.t.
- zal rappelleren
- zult rappelleren
- zal rappelleren
- zullen rappelleren
- zullen rappelleren
- zullen rappelleren
o.v.t.t.
- zou rappelleren
- zou rappelleren
- zou rappelleren
- zouden rappelleren
- zouden rappelleren
- zouden rappelleren
en verder
- heb gerappelleerd
- hebt gerappelleerd
- heeft gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
- hebben gerappelleerd
diversen
- rappelleer!
- rappelleert!
- gerappelleerd
- rappellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze