Dutch

Detailed Synonyms for scharrel in Dutch

scharrel:

scharrel [de ~ (m)] nomen

  1. de scharrel
    de scharrel

Related Words for "scharrel":


scharrelen:

scharrelen verb (scharrel, scharrelt, scharrelde, scharrelden, gescharreld)

  1. scharrelen
    flirten; scharrelen; aan de scharrel zijn
  2. scharrelen
    scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien; aanrotzooien
    • scharrelen verb (scharrel, scharrelt, scharrelde, scharrelden, gescharreld)
    • rotzooien verb (rotzooi, rotzooit, rotzooide, rotzooiden, gerotzooid)
    • knoeien verb (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • aanrotzooien verb (rotzooi aan, rotzooit aan, rotzooide aan, rotzooiden aan, aangerotzooid)

Conjugations for scharrelen:

o.t.t.
  1. scharrel
  2. scharrelt
  3. scharrelt
  4. scharrelen
  5. scharrelen
  6. scharrelen
o.v.t.
  1. scharrelde
  2. scharrelde
  3. scharrelde
  4. scharrelden
  5. scharrelden
  6. scharrelden
v.t.t.
  1. heb gescharreld
  2. hebt gescharreld
  3. heeft gescharreld
  4. hebben gescharreld
  5. hebben gescharreld
  6. hebben gescharreld
v.v.t.
  1. had gescharreld
  2. had gescharreld
  3. had gescharreld
  4. hadden gescharreld
  5. hadden gescharreld
  6. hadden gescharreld
o.t.t.t.
  1. zal scharrelen
  2. zult scharrelen
  3. zal scharrelen
  4. zullen scharrelen
  5. zullen scharrelen
  6. zullen scharrelen
o.v.t.t.
  1. zou scharrelen
  2. zou scharrelen
  3. zou scharrelen
  4. zouden scharrelen
  5. zouden scharrelen
  6. zouden scharrelen
en verder
  1. ben gescharreld
  2. bent gescharreld
  3. is gescharreld
  4. zijn gescharreld
  5. zijn gescharreld
  6. zijn gescharreld
diversen
  1. scharrel!
  2. scharrelt!
  3. gescharreld
  4. scharrelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "scharrelen":


Related Synonyms for scharrel