Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. schilden:
  2. schillen:


Dutch

Detailed Synonyms for schilden in Dutch

schilden:

schilden [de ~] nomen, plural

  1. de schilden
    de schilden; de dekschilden

schilden form of schillen:

schillen verb (schil, schilt, schilde, schilden, geschild)

  1. schillen
    schillen; pellen; jassen
    • schillen verb (schil, schilt, schilde, schilden, geschild)
    • pellen verb (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)
    • jassen verb (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

Conjugations for schillen:

o.t.t.
  1. schil
  2. schilt
  3. schilt
  4. schillen
  5. schillen
  6. schillen
o.v.t.
  1. schilde
  2. schilde
  3. schilde
  4. schilden
  5. schilden
  6. schilden
v.t.t.
  1. heb geschild
  2. hebt geschild
  3. heeft geschild
  4. hebben geschild
  5. hebben geschild
  6. hebben geschild
v.v.t.
  1. had geschild
  2. had geschild
  3. had geschild
  4. hadden geschild
  5. hadden geschild
  6. hadden geschild
o.t.t.t.
  1. zal schillen
  2. zult schillen
  3. zal schillen
  4. zullen schillen
  5. zullen schillen
  6. zullen schillen
o.v.t.t.
  1. zou schillen
  2. zou schillen
  3. zou schillen
  4. zouden schillen
  5. zouden schillen
  6. zouden schillen
en verder
  1. ben geschild
  2. bent geschild
  3. is geschild
  4. zijn geschild
  5. zijn geschild
  6. zijn geschild
diversen
  1. schil!
  2. schilt!
  3. geschild
  4. schillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schillen [de ~] nomen, plural

  1. de schillen
    de schillen

Related Words for "schillen":