Dutch
Detailed Synonyms for stemmen in Dutch
stemmen:
-
het stemmen
-
stemmen
-
stemmen
– bij verkiezing of vergadering zeggen waar je voor bent 1 -
stemmen
– een bepaald gevoel geven 1 -
stemmen
– op de juiste toon instellen 1
Conjugations for stemmen:
o.t.t.
- stem
- stemt
- stemt
- stemmen
- stemmen
- stemmen
o.v.t.
- stemde
- stemde
- stemde
- stemden
- stemden
- stemden
v.t.t.
- heb gestemd
- hebt gestemd
- heeft gestemd
- hebben gestemd
- hebben gestemd
- hebben gestemd
v.v.t.
- had gestemd
- had gestemd
- had gestemd
- hadden gestemd
- hadden gestemd
- hadden gestemd
o.t.t.t.
- zal stemmen
- zult stemmen
- zal stemmen
- zullen stemmen
- zullen stemmen
- zullen stemmen
o.v.t.t.
- zou stemmen
- zou stemmen
- zou stemmen
- zouden stemmen
- zouden stemmen
- zouden stemmen
en verder
- ben gestemd
- bent gestemd
- is gestemd
- zijn gestemd
- zijn gestemd
- zijn gestemd
diversen
- stem!
- stemt!
- gestemd
- stemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "stemmen":
Related Definitions for "stemmen":
stem:
-
de stem
-
de stem
– geluid dat je maakt met je stembanden 1 -
de stem
– laten weten waar je voorkeur naar uitgaan 1