Summary


Dutch

Detailed Synonyms for verfraaid in Dutch

verfraaid:

verfraaid adj

  1. verfraaid

verfraaid form of verfraaien:

verfraaien verb (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)

  1. verfraaien
    verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien
    • verfraaien verb (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)
    • opsmukken verb (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • verluchten verb (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)
    • optuigen verb (tuig op, tuigt op, tuigde op, tuigden op, opgetuigd)
    • opsieren verb (sier op, siert op, sierde op, sierden op, opgesierd)
    • opschikken verb (schik op, schikt op, schikte op, schikten op, opgeschikt)
    • tooien verb (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)

Conjugations for verfraaien:

o.t.t.
  1. verfraai
  2. verfraait
  3. verfraait
  4. verfraaien
  5. verfraaien
  6. verfraaien
o.v.t.
  1. verfraaide
  2. verfraaide
  3. verfraaide
  4. verfraaiden
  5. verfraaiden
  6. verfraaiden
v.t.t.
  1. heb verfraaid
  2. hebt verfraaid
  3. heeft verfraaid
  4. hebben verfraaid
  5. hebben verfraaid
  6. hebben verfraaid
v.v.t.
  1. had verfraaid
  2. had verfraaid
  3. had verfraaid
  4. hadden verfraaid
  5. hadden verfraaid
  6. hadden verfraaid
o.t.t.t.
  1. zal verfraaien
  2. zult verfraaien
  3. zal verfraaien
  4. zullen verfraaien
  5. zullen verfraaien
  6. zullen verfraaien
o.v.t.t.
  1. zou verfraaien
  2. zou verfraaien
  3. zou verfraaien
  4. zouden verfraaien
  5. zouden verfraaien
  6. zouden verfraaien
diversen
  1. verfraai!
  2. verfraait!
  3. verfraaid
  4. verfraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze