Dutch
Detailed Synonyms for wijsmaken in Dutch
wijsmaken:
-
wijsmaken
Conjugations for wijsmaken:
o.t.t.
- maak wijs
- maakt wijs
- maakt wijs
- maken wijs
- maken wijs
- maken wijs
o.v.t.
- maakte wijs
- maakte wijs
- maakte wijs
- maakten wijs
- maakten wijs
- maakten wijs
v.t.t.
- heb wijs gemaakt
- hebt wijs gemaakt
- heeft wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
v.v.t.
- had wijs gemaakt
- had wijs gemaakt
- had wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
o.t.t.t.
- zal wijsmaken
- zult wijsmaken
- zal wijsmaken
- zullen wijsmaken
- zullen wijsmaken
- zullen wijsmaken
o.v.t.t.
- zou wijsmaken
- zou wijsmaken
- zou wijsmaken
- zouden wijsmaken
- zouden wijsmaken
- zouden wijsmaken
diversen
- maak wijs!
- maakt wijs!
- wijs gemaakt
- wijsmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze