Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. windsurfen:


Dutch

Detailed Synonyms for windsurfen in Dutch

windsurfen:

windsurfen verb (windsurf, windsurft, windsurfte, windsurften, gewindsurft)

  1. windsurfen
    windsurfen
    • windsurfen verb (windsurf, windsurft, windsurfte, windsurften, gewindsurft)

Conjugations for windsurfen:

o.t.t.
  1. windsurf
  2. windsurft
  3. windsurft
  4. windsurfen
  5. windsurfen
  6. windsurfen
o.v.t.
  1. windsurfte
  2. windsurfte
  3. windsurfte
  4. windsurften
  5. windsurften
  6. windsurften
v.t.t.
  1. heb gewindsurft
  2. hebt gewindsurft
  3. heeft gewindsurft
  4. hebben gewindsurft
  5. hebben gewindsurft
  6. hebben gewindsurft
v.v.t.
  1. had gewindsurft
  2. had gewindsurft
  3. had gewindsurft
  4. hadden gewindsurft
  5. hadden gewindsurft
  6. hadden gewindsurft
o.t.t.t.
  1. zal windsurfen
  2. zult windsurfen
  3. zal windsurfen
  4. zullen windsurfen
  5. zullen windsurfen
  6. zullen windsurfen
o.v.t.t.
  1. zou windsurfen
  2. zou windsurfen
  3. zou windsurfen
  4. zouden windsurfen
  5. zouden windsurfen
  6. zouden windsurfen
diversen
  1. windsurf!
  2. windsurft!
  3. gewindsurft
  4. windsurfend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze