Summary
Dutch
Detailed Synonyms for zitten in Dutch
zitten:
-
zitten
-
zitten
– daar zijn 1 -
zitten
– ermee bezigzijn 1 -
zitten
– iets wat daar is 1 -
zitten
– in die toestand zijn 1 -
zitten
– op je billen rusten 1 -
zitten
– passen 1
Conjugations for zitten:
o.t.t.
- zit
- zit
- zit
- zitten
- zitten
- zitten
o.v.t.
- zat
- zat
- zat
- zaten
- zaten
- zaten
v.t.t.
- heb gezeten
- hebt gezeten
- heeft gezeten
- hebben gezeten
- hebben gezeten
- hebben gezeten
v.v.t.
- had gezeten
- had gezeten
- had gezeten
- hadden gezeten
- hadden gezeten
- hadden gezeten
o.t.t.t.
- zal zitten
- zult zitten
- zal zitten
- zullen zitten
- zullen zitten
- zullen zitten
o.v.t.t.
- zou zitten
- zou zitten
- zou zitten
- zouden zitten
- zouden zitten
- zouden zitten
diversen
- zit!
- zit!
- gezeten
- zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "zitten":
Alternate Synonyms for "zitten":
Related Definitions for "zitten":
zitten form of zit:
-
de zit
-
de zit
-
de zit