Dutch
Detailed Translations for aankruisen from Dutch to Swedish
aankruisen:
Conjugations for aankruisen:
o.t.t.
- kruis aan
- kruist aan
- kruist aan
- kruisen aan
- kruisen aan
- kruisen aan
o.v.t.
- kruiste aan
- kruiste aan
- kruiste aan
- kruisten aan
- kruisten aan
- kruisten aan
v.t.t.
- heb aangekruist
- hebt aangekruist
- heeft aangekruist
- hebben aangekruist
- hebben aangekruist
- hebben aangekruist
v.v.t.
- had aangekruist
- had aangekruist
- had aangekruist
- hadden aangekruist
- hadden aangekruist
- hadden aangekruist
o.t.t.t.
- zal aankruisen
- zult aankruisen
- zal aankruisen
- zullen aankruisen
- zullen aankruisen
- zullen aankruisen
o.v.t.t.
- zou aankruisen
- zou aankruisen
- zou aankruisen
- zouden aankruisen
- zouden aankruisen
- zouden aankruisen
diversen
- kruis aan!
- kruist aan!
- aangekruist
- aankruisende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aankruisen (afvinken; aanstrepen)
Translation Matrix for aankruisen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tikka av | aankruisen; aanstrepen; afvinken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
markera | aankruisen; merken | aanstrepen; afbakenen; afpalen; afvinken; afzetten; begrenzen; keurmerken; markeren; omlijnen; selecteren; vinken |
markera med ett kors | aankruisen; merken | |
pricka av | aankruisen; merken | aanstrepen; afvinken; vinken |
Wiktionary Translations for aankruisen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aankruisen | → markera; bocka | ↔ check — to mark with a checkmark |