Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aanslaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanslaan from Dutch to Swedish

aanslaan:

aanslaan verb (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)

  1. aanslaan (taxeren)
    värdera; värdesätta; taxera
    • värdera verb (värderar, värderade, värderat)
    • värdesätta verb (värdesätter, värdesatte, värdesatt)
    • taxera verb (taxerar, taxerade, taxerat)

Conjugations for aanslaan:

o.t.t.
  1. sla aan
  2. slaat aan
  3. slaat aan
  4. slaan aan
  5. slaan aan
  6. slaan aan
o.v.t.
  1. sloeg aan
  2. sloeg aan
  3. sloeg aan
  4. sloegen aan
  5. sloegen aan
  6. sloegen aan
v.t.t.
  1. ben aangeslagen
  2. bent aangeslagen
  3. is aangeslagen
  4. zijn aangeslagen
  5. zijn aangeslagen
  6. zijn aangeslagen
v.v.t.
  1. was aangeslagen
  2. was aangeslagen
  3. was aangeslagen
  4. waren aangeslagen
  5. waren aangeslagen
  6. waren aangeslagen
o.t.t.t.
  1. zal aanslaan
  2. zult aanslaan
  3. zal aanslaan
  4. zullen aanslaan
  5. zullen aanslaan
  6. zullen aanslaan
o.v.t.t.
  1. zou aanslaan
  2. zou aanslaan
  3. zou aanslaan
  4. zouden aanslaan
  5. zouden aanslaan
  6. zouden aanslaan
diversen
  1. sla aan!
  2. slaat aan!
  3. aangeslagen
  4. aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
taxera aanslaan; taxeren
värdera aanslaan; taxeren
värdesätta aanslaan; taxeren

Wiktionary Translations for aanslaan:


Cross Translation:
FromToVia
aanslaan tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens
aanslaan studsa rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.