Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. charmeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for charmeer from Dutch to Swedish

charmeer form of charmeren:

charmeren [znw.] nomen

  1. charmeren (bekoren; aantrekken)
    inviterande; charm

Translation Matrix for charmeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
charm aantrekken; bekoren; charmeren aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; charme; fascinatie; gratie; liefheid; zoetheid
inviterande aantrekken; bekoren; charmeren

Wiktionary Translations for charmeren:


Cross Translation:
FromToVia
charmeren roffa; råna; röva ravirenlever de force, emporter avec violence.