Dutch
Detailed Translations for geallieerd from Dutch to Swedish
geallieerd:
Translation Matrix for geallieerd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
allierad | bondgenoot; bondgenote; geallieerde; medestander | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
allierad | geallieerd | |
allierat | geallieerd |
Related Words for "geallieerd":
geallieerd form of alliëren:
-
alliëren
Conjugations for alliëren:
o.t.t.
- allieer
- allieert
- allieert
- alliëren
- alliëren
- alliëren
o.v.t.
- allieerde
- allieerde
- allieerde
- allieerden
- allieerden
- allieerden
v.t.t.
- ben geallieerd
- bent geallieerd
- is geallieerd
- zijn geallieerd
- zijn geallieerd
- zijn geallieerd
v.v.t.
- was geallieerd
- was geallieerd
- was geallieerd
- waren geallieerd
- waren geallieerd
- waren geallieerd
o.t.t.t.
- zal alliëren
- zult alliëren
- zal alliëren
- zullen alliëren
- zullen alliëren
- zullen alliëren
o.v.t.t.
- zou alliëren
- zou alliëren
- zou alliëren
- zouden alliëren
- zouden alliëren
- zouden alliëren
diversen
- allieer!
- allieert!
- geallieerd
- allierende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for alliëren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
alliera | alliëren | |
förbinda | verbinden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förbinda | alliëren | aanhaken; aankoppelen; koppelen; paren; vasthaken; vastkoppelen; verbinden; zwachtelen |