Dutch
Detailed Translations for herzie from Dutch to Swedish
herzien:
-
herzien (hervormen; reformeren)
-
herzien (modificeren; veranderen; wijzigen; amenderen; omwerken)
-
herzien (afwisselen; veranderen; wijzigen; verwisselen)
-
herzien (verbeteren; corrigeren; herstellen; bijwerken; goedmaken; beteren; repareren; renoveren)
Conjugations for herzien:
o.t.t.
- herzie
- herziet
- herziet
- herzien
- herzien
- herzien
o.v.t.
- herzag
- herzag
- herzag
- herzagen
- herzagen
- herzagen
v.t.t.
- heb herzien
- hebt herzien
- heeft herzien
- hebben herzien
- hebben herzien
- hebben herzien
v.v.t.
- had herzien
- had herzien
- had herzien
- hadden herzien
- hadden herzien
- hadden herzien
o.t.t.t.
- zal herzien
- zult herzien
- zal herzien
- zullen herzien
- zullen herzien
- zullen herzien
o.v.t.t.
- zou herzien
- zou herzien
- zou herzien
- zouden herzien
- zouden herzien
- zouden herzien
en verder
- is herzien
- zijn herzien
diversen
- herzie!
- herziet!
- herzien
- herziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze