Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. lekken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lekte from Dutch to Swedish

lekken:

lekken verb (lek, lekt, lekte, lekten, gelekt)

  1. lekken (lek zijn)
    läcka
    • läcka verb (läckar, läckade, läckat)

Conjugations for lekken:

o.t.t.
  1. lek
  2. lekt
  3. lekt
  4. lekken
  5. lekken
  6. lekken
o.v.t.
  1. lekte
  2. lekte
  3. lekte
  4. lekten
  5. lekten
  6. lekten
v.t.t.
  1. heb gelekt
  2. hebt gelekt
  3. heeft gelekt
  4. hebben gelekt
  5. hebben gelekt
  6. hebben gelekt
v.v.t.
  1. had gelekt
  2. had gelekt
  3. had gelekt
  4. hadden gelekt
  5. hadden gelekt
  6. hadden gelekt
o.t.t.t.
  1. zal lekken
  2. zult lekken
  3. zal lekken
  4. zullen lekken
  5. zullen lekken
  6. zullen lekken
o.v.t.t.
  1. zou lekken
  2. zou lekken
  3. zou lekken
  4. zouden lekken
  5. zouden lekken
  6. zouden lekken
diversen
  1. lek!
  2. lekt!
  3. gelekt
  4. lekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lekken [het ~] nomen

  1. het lekken (lek)
    hål; läcka; läckage

Translation Matrix for lekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
hål lek; lekken barst; compartiment; coupé; gaatje; gat; groef; groeve; inkeping; kloof; kuil; lek; mijn; mijngroeve; opening; reet; scheur; split; tanding; uitholling; uitsparing; waterlek
läcka lek; lekken lek; lekkage
läckage lek; lekken lek; lekkage
VerbRelated TranslationsOther Translations
läcka lek zijn; lekken afdruipen; afdruppelen; doorlekken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken

Related Words for "lekken":


Wiktionary Translations for lekken:


Cross Translation:
FromToVia
lekken läcka leak — to reveal secret information
lekken läcka leak — to allow fluid to escape or enter
lekken läcka fuir — S’éloigner à toute vitesse, par peur.