Dutch
Detailed Translations for meehelpen from Dutch to Swedish
meehelpen:
-
meehelpen (bijspringen)
-
meehelpen (bijdragen)
Conjugations for meehelpen:
o.t.t.
- help mee
- helpt mee
- helpt mee
- helpen mee
- helpen mee
- helpen mee
o.v.t.
- hielp mee
- hielp mee
- hielp mee
- hielpen mee
- hielpen mee
- hielpen mee
v.t.t.
- heb meegeholpen
- hebt meegeholpen
- heeft meegeholpen
- hebben meegeholpen
- hebben meegeholpen
- hebben meegeholpen
v.v.t.
- had meegeholpen
- had meegeholpen
- had meegeholpen
- hadden meegeholpen
- hadden meegeholpen
- hadden meegeholpen
o.t.t.t.
- zal meehelpen
- zult meehelpen
- zal meehelpen
- zullen meehelpen
- zullen meehelpen
- zullen meehelpen
o.v.t.t.
- zou meehelpen
- zou meehelpen
- zou meehelpen
- zouden meehelpen
- zouden meehelpen
- zouden meehelpen
diversen
- help mee!
- helpt mee!
- meegeholpen
- meehelpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meehelpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hjälpa | hulpverlenen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
assistera | bijdragen; meehelpen | assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
bistå | bijspringen; meehelpen | assisteren; handreiken |
hjälpa | bijdragen; bijspringen; meehelpen | assisteren; avanceren; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; gedienstig zijn; handreiken; helpen; meedenken; ondersteunen; promoten; seconderen; weldoen |
hjälpa till | bijdragen; meehelpen | gerieven |