Dutch
Detailed Translations for opgebruiken from Dutch to Swedish
opgebruiken:
Conjugations for opgebruiken:
o.t.t.
- gebruik op
- gebruikt op
- gebruikt op
- gebruiken op
- gebruiken op
- gebruiken op
o.v.t.
- gebruikte op
- gebruikte op
- gebruikte op
- gebruikten op
- gebruikten op
- gebruikten op
v.t.t.
- heb opgebruikt
- hebt opgebruikt
- heeft opgebruikt
- hebben opgebruikt
- hebben opgebruikt
- hebben opgebruikt
v.v.t.
- had opgebruikt
- had opgebruikt
- had opgebruikt
- hadden opgebruikt
- hadden opgebruikt
- hadden opgebruikt
o.t.t.t.
- zal opgebruiken
- zult opgebruiken
- zal opgebruiken
- zullen opgebruiken
- zullen opgebruiken
- zullen opgebruiken
o.v.t.t.
- zou opgebruiken
- zou opgebruiken
- zou opgebruiken
- zouden opgebruiken
- zouden opgebruiken
- zouden opgebruiken
en verder
- ben opgebruikt
- bent opgebruikt
- is opgebruik
- zijn opgebruikt
- zijn opgebruikt
- zijn opgebruikt
diversen
- gebruik op!
- gebruikt op!
- opgebruikt
- opgebruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opgebruiken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
använda upp | opgebruiken; opkrijgen; opmaken | doorjagen; opmaken; verbruiken |
Wiktionary Translations for opgebruiken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opgebruiken | → konsumera; förbruka | ↔ absorb — to consume completely (5) |