Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. slijk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for slijk from Dutch to Swedish

slijk:

slijk [het ~] nomen

  1. het slijk (bagger; modder; slib; prut; slik)
    gyttja; slam; sörja; lera; smuts; dy

Translation Matrix for slijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
dy bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
gyttja bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
lera bagger; modder; prut; slib; slijk; slik klei; leem
slam bagger; modder; prut; slib; slijk; slik slem
smuts bagger; modder; prut; slib; slijk; slik drek; prut; smurrie; viezigheden; zwijnerij
sörja bagger; modder; prut; slib; slijk; slik mengvoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
sörja bedroefd zijn; bedroeven; bewenen; in de rouw zijn; rouwen; treuren; verdriet hebben

Wiktionary Translations for slijk:


Cross Translation:
FromToVia
slijk gyttja; lera mud — mixture of soil and water
slijk sörja; gegga Matsch — (umgangssprachlich) nasse Erde; dickflüssiger, breiiger Schmutz
slijk gegga; sörja Schlamm — mit Wasser vermischte Erde, Dreck, Schmutz, Morast

External Machine Translations:

Related Translations for slijk