Dutch
Detailed Translations for stansen from Dutch to Swedish
stansen:
-
stansen (ponsen; doorponsen)
Conjugations for stansen:
o.t.t.
- stans
- stanst
- stanst
- stansen
- stansen
- stansen
o.v.t.
- stanste
- stanste
- stanste
- stansten
- stansten
- stansten
v.t.t.
- heb gestanst
- hebt gestanst
- heeft gestanst
- hebben gestanst
- hebben gestanst
- hebben gestanst
v.v.t.
- had gestanst
- had gestanst
- had gestanst
- hadden gestanst
- hadden gestanst
- hadden gestanst
o.t.t.t.
- zal stansen
- zult stansen
- zal stansen
- zullen stansen
- zullen stansen
- zullen stansen
o.v.t.t.
- zou stansen
- zou stansen
- zou stansen
- zouden stansen
- zouden stansen
- zouden stansen
en verder
- ben gestanst
- bent gestanst
- is gestanst
- zijn gestanst
- zijn gestanst
- zijn gestanst
diversen
- stans!
- stanst!
- gestanst
- stansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stansen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
klippa | kei; klif; klip; rif; rock; rolsteen; scheer; steen; steile bodemverheffing; uitstekende rots | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
klippa | doorponsen; ponsen; stansen | afsnijden; bewerken; een knippend geluid maken; met effect spelen; snijden; tekst redigeren |
slå hål i med puns | doorponsen; ponsen; stansen | |
stampa | doorponsen; ponsen; stansen | inhameren; instampen; zwaar stappen |
stansa | doorponsen; ponsen; stansen |