Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tegenstribbelen:


Dutch

Detailed Translations for tegenstribbelen from Dutch to Swedish

tegenstribbelen:

tegenstribbelen verb

  1. tegenstribbelen (tegenspartelen; verzetten; protesteren)
    motsätta sig; göra motstånd; opponera sig
    • motsätta sig verb (motsätter sig, motsatte sig, motsatt sig)
    • göra motstånd verb (gör motstånd, gjorde motstånd, gjort motstånd)
    • opponera sig verb (opponerar sig, opponerade sig, opponerat sig)

Translation Matrix for tegenstribbelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
göra motstånd protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten verzet tonen; zich verzetten
motsätta sig protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten in de clinch liggen; verzet tonen; zich verzetten
opponera sig protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; opponeren; tegenspreken; tegenwerpen