Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitkijken naar:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitkijken naar from Dutch to Swedish

uitkijken naar:

uitkijken naar verb (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)

  1. uitkijken naar (verwachten; tegemoetzien; vooruitzien)
    förutse; se fram emot; ana; räkna med; vänta sig
    • förutse verb (förutser, förutsåg, förutsett)
    • se fram emot verb (ser fram emot, såg fram emot, sett fram emot)
    • ana verb (anar, anade, anat)
    • räkna med verb (räknar med, räknade med, räknat med)
    • vänta sig verb (väntar sig, väntade sig, väntat sig)
  2. uitkijken naar (zich verheugen op)
    se upp för
    • se upp för verb (ser upp för, såg upp för, sett uppför)

Conjugations for uitkijken naar:

o.t.t.
  1. kijk uit naar
  2. kijkt uit naar
  3. kijkt uit naar
  4. kijken uit naar
  5. kijken uit naar
  6. kijken uit naar
o.v.t.
  1. keek uit naar
  2. keek uit naar
  3. keek uit naar
  4. keken uit naar
  5. keken uit naar
  6. keken uit naar
v.t.t.
  1. heb uitgekeken naar
  2. hebt uitgekeken naar
  3. heeft uitgekeken naar
  4. hebben uitgekeken naar
  5. hebben uitgekeken naar
  6. hebben uitgekeken naar
v.v.t.
  1. had uitgekeken naar
  2. had uitgekeken naar
  3. had uitgekeken naar
  4. hadden uitgekeken naar
  5. hadden uitgekeken naar
  6. hadden uitgekeken naar
o.t.t.t.
  1. zal uitkijken naar
  2. zult uitkijken naar
  3. zal uitkijken naar
  4. zullen uitkijken naar
  5. zullen uitkijken naar
  6. zullen uitkijken naar
o.v.t.t.
  1. zou uitkijken naar
  2. zou uitkijken naar
  3. zou uitkijken naar
  4. zouden uitkijken naar
  5. zouden uitkijken naar
  6. zouden uitkijken naar
en verder
  1. ben uitgekeken naar
  2. bent uitgekeken naar
  3. is uitgekeken naar
  4. zijn uitgekeken naar
  5. zijn uitgekeken naar
  6. zijn uitgekeken naar
diversen
  1. kijk uit naar!
  2. kijkt uit naar!
  3. uitgekeken naar
  4. uitkijkend naar
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkijken naar:

NounRelated TranslationsOther Translations
räkna med meeberekening
VerbRelated TranslationsOther Translations
ana tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
förutse tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien tevoren zien; voortellen; voorzien
räkna med tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien erbij rekenen; meerekenen; meetellen
se fram emot tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien uitkijken; uitzien; uitzien naar
se upp för uitkijken naar; zich verheugen op
vänta sig tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien aanvoelen; voorvoelen

Wiktionary Translations for uitkijken naar:


Cross Translation:
FromToVia
uitkijken naar se fram emot look forward to — anticipate, expect, or wait for

Related Translations for uitkijken naar