Dutch
Detailed Translations for volhoudend from Dutch to Swedish
volhoudend:
-
volhoudend
Translation Matrix for volhoudend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
envis | volhoudend | aanhoudend; eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardnekkig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; recalcitrant; standvastig; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; vasthoudend; volhardend; voortdurend; weerbarstig |
envist | volhoudend | aanhoudend; bokkig; dwars; eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardnekkig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; recalcitrant; standvastig; stijfhoofdig; stijfkoppig; vasthoudend; volhardend; voortdurend; weerbarstig; weerspannig |
ihärdig | volhoudend | actief; bedrijvig; bezig; geconcentreerd; ingespannen; nijver; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; vasthoudend; verdiept; volhardend |
ihärdigt | volhoudend | aanhoudend; actief; bedrijvig; bezig; geconcentreerd; hardnekkig; ingespannen; nijver; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; vasthoudend; verdiept; volhardend; voortdurend |
volhouden:
Conjugations for volhouden:
o.t.t.
- houd vol
- houdt vol
- houdt vol
- houden vol
- houden vol
- houden vol
o.v.t.
- hield vol
- hield vol
- hield vol
- hielden vol
- hielden vol
- hielden vol
v.t.t.
- heb volgehouden
- hebt volgehouden
- heeft volgehouden
- hebben volgehouden
- hebben volgehouden
- hebben volgehouden
v.v.t.
- had volgehouden
- had volgehouden
- had volgehouden
- hadden volgehouden
- hadden volgehouden
- hadden volgehouden
o.t.t.t.
- zal volhouden
- zult volhouden
- zal volhouden
- zullen volhouden
- zullen volhouden
- zullen volhouden
o.v.t.t.
- zou volhouden
- zou volhouden
- zou volhouden
- zouden volhouden
- zouden volhouden
- zouden volhouden
diversen
- houd vol!
- houdt vol!
- volgehouden
- volhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for volhouden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bära | doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden | aan hebben; dragen; dulden; gebukt gaan onder; iets transporteren; ondersteunen; rugsteunen; sjouwen; steunen; torsen; velen; verdragen; verstouwen; verstuwen; vervoeren; zeulen |
framhärda | doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden | doordouwen; doorzetten |
hålla ut | doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden | doordouwen; doorzetten |
stå ut med | doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden | aanleunen; aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen |
uthärda | doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden | doorleven; doormaken; doorstaan; dulden; velen; verdragen; verduren; verstouwen; verstuwen; verteren |
vara ihärdig | doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden |