Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schip:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schip from Dutch to Swedish

schip:

schip [het ~] nomen

  1. het schip (vaartuig; boot; schuit; )
    – voertuig waarmee je vaart 1
    båt; skepp; fartyg; farkost

Translation Matrix for schip:

NounRelated TranslationsOther Translations
båt boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig
farkost boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig vaatwerk
fartyg boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig boot; bootjes; boten; scheepjes; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen; vaatwerk
skepp boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig bootjes; boten; scheepjes; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen; vaatwerk
- boot

Synonyms for "schip":


Related Definitions for "schip":

  1. voertuig waarmee je vaart1
    • het schip legde aan in de haven1

Wiktionary Translations for schip:


Cross Translation:
FromToVia
schip båt boat — water craft
schip skepp; fartyg ship — large water vessel
schip skepp Schiff — lang gestreckter Raum einer Kirche oder Kathedrale
schip skepp Schiff — großes Wasserfahrzeug (in der Regel mit über 10 m Rumpflänge, sonst ist es ein Boot)
schip båt; fartyg; skepp bateau — Ouvrage flottant destiné à la navigation
schip fartyg; skepp navirebâtiment qui sert à naviguer sur mer.
schip kärl vaisseau — (vieilli) vase, ustensile, de toute matière, destiner à contenir des liquides.

Related Translations for schip