Dutch
Detailed Translations for tijdsduur from Dutch to Swedish
tijdsduur:
-
de tijdsduur (periode; termijn; tijdsbestek)
-
de tijdsduur (tijdspanne; duur; lengte)
-
de tijdsduur
Translation Matrix for tijdsduur:
Noun | Related Translations | Other Translations |
duration | duur; lengte; tijdsduur; tijdspanne | langdurigheid; lengte |
längd | duur; lengte; tijdsduur; tijdspanne | hoogte; langdurigheid; lengte; lichaamslengte; longitude; voortduring |
period | periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur | epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdruimte; tijdsgewricht; tijdsruimte; tijdsverloop; tijdvak |
tidsrymd | periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur | tijdruimte; tijdsruimte |
tidsspann | duur; lengte; tijdsduur; tijdspanne | tijdsruimte |
varaktighet | duur; lengte; tijdsduur; tijdspanne | betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; duur; langdurigheid; lengte; soliditeit; stevigheid; voortduring |